zaterdag 24 maart 2012

Terug in Zuid-Afrika...



.. worden we bij de grens begroet door dit bord. De grensovergang verloopt heel erg makkelijk, we merken dat we er inmiddels ook steeds meer handigheid in krijgen. Over de grens verwennen we de auto met een nieuw luchtfilter en onszelf met lekker eten, lekkere koffie (Mugg and Beans is favoriet) en een schone WC.


De eerste dag dat we het Kruger-park inrijden struikelen we over de leeuwen en luipaarden en deze laatste maakt de ‘big-five’ compleet. (Dit zijn de 5 meest gevaarlijke dieren die je kunt spotten: de olifant, buffel, neushoorn, leeuw en het luipaard.) We rijden een paar dagen door het gigantische park met een oppervlak als dat van Nederland heen maar zo spectaculair als op de eerste dag wordt het niet meer. Op een goed moment staan we vlak naast een neushoorn terwijl er een andere auto aan komt rijden, “Look, a rhino” zeggen we tegen deze man. Het antwoord luidt: “Nice car men!” waarschijnlijk heeft ie de rhino niet eens zien staan!

We doen een bushwalk, waarbij je met twee gewapende rangers dwars door de bush heenstruint op zoek naar wilde dieren. Tijdens deze wandeling zien we (slapende) neushoorns, nijlpaarden, bokjes, zebra’s, gieren en struisvogels. Vooral de eerste soort werkt bij Sabine nogal op de zenuwen, stel dat ie nou eens wakker wordt doordat die duitser in de groep zo hard met z’n snoeppapiertjes loopt te knisperen? Ook zien we een gestroopte neushoorn (maar dan zonder hoorn, heet het dan een neus?) van een afstand. Maar serieus: stropen is hier een groot probleem en alleen al dit jaar zijn er 70 gestroopte neushoorns gevonden in Kruger. De populatie rent achteruit wat verschrikkelijk zonde is. De stropers verkopen de hoorns voor groot geld maar lopen ook het risico ‘s nachts in het park betrapt te worden door de rangers. Deze waarschuwen 1 keer, stoppen de stropers niet, dan wordt er zonder pardon geschoten, en dan niet om ze alleen maar te verwonden..


We vieren ons half jaar getrouwd zijn in het Krugerpark. Op diezelfde dag besluit Baie, terwijl Ide net zegt: “ik ga een beetje gas geven hier” dat het wel even mooi is geweest en schiet uit de versnelling om vervolgens niet meer voor- of achteruit te gaan. Daar staan we dan, midden in het park waar de big five ongestoord rondstruint. Onze enige optie was om de wegsleepservice bellen, maar helaas hadden we net op die plaats geen telefoonbereik, TIA. Gelukkig stopt er een bus waarin Ide snel overstapt om even een stukje terug te rijden naar en plek waar onze telefoon wel bereik had. Daar heeft Ide de wegsleepdienst kunnen bellen, terwijl Sabine de wacht hield in Baie. Het gras in Kruger is in deze tijd van het jaar behoorlijk hoog maar als we samen met Baie bovenop de aanhanger zitten is dit probleem een stuk minder. We weten een sleepje te regelen het park uit en komen ‘s avonds laat aan in een erg relaxed backpackers hostel waar we kamperen.

De dag erna dubben we even of we de auto nu al met het koppelings-probleem verkopen of dat we het repareren en doorrijden, maar beiden voelen we er niets voor om Potch (waar we de trip begonnen) niet in Baie te bereiken. Het is erg raar om te merken hoe gek je op je auto kan worden als je er zolang mee rondtrekt. We willen doorgaan en de trip afmaken en brengen de auto weg voor reparatie. In de dagen die volgen worden we goede vrienden met het eigenaars-echtpaar van het hostel. Ze koken prima maaltijden voor ons en verzinnen allerlei manier om ons te entertainen. Zo doen we een natuurwandeling waar we wat meer leren over de fauna in het gebied en nemen ze ons mee op een twee daagse trip door kruger. De locals weten precies interessante plekjes aan te wijzen en de eerste dag zien we dan ook direct nog maar een keer de big five. We hebben afrikaanse lunches met ze (lees: zeer uitgebreide omelets midden in het park bakken), drinken al vanaf ’s morgens vroeg –stiekem- bier met ze in hun auto, zien een mega-uil, leren braai-broodjes te maken en hebben erg veel lol met ze. Als we het park uitkomen is de auto net klaar en zijn we eindelijk weer mobiel. Aan het eind van het verblijf bij de backpackers zeggen ze tegen ons: “Some guests are just guests, other guests become friends, you guys have become friends!” Zo voelen wij het ook zeker, dus als je nog eens in Hazyview bent, doe dan de Jay en Ellen van Hazyview adventure backpackers de groeten van ons!

De dagen erna trekken we langzaam zonder problemen richting Potch waar we de 22e aankomen en door Nico met bier worden onthaald. We proberen de auto te verkopen waar we 18.500KM door Afrika mee hebben gereden, terwijl we bij JJ en Esther van his-people kunnen logeren.


donderdag 22 maart 2012

Mozambique


In Malawi was, zoals we hebben geschreven, de politiecontrole nogal overdreven aanwezig. Maar voor het politiecorps in Mozambique zijn we tijdens onze reis nog veel vaker gewaarschuwd. Veel mensen met wie we hebben gepraat tijdens onze reis zeiden: let op dat je in Mozambique alles in orde hebt, want de agenten daar krijgen erg weinig betaald, en ze doen er van alles aan om toeristen voor van alles te kunnen bekeuren en dan een deel van deze fine in eigen zak te steken. Goed, een gewaarschuwd stel reizigers telt voor twee, dus we hebben ook weer voor Mozambique de nodige voorbereidingen getroffen. De twee rode gevarendriehoeken hadden we al aangeschaft in Zuid Afrika, in Malawi hebben we nog 2 veiligheidsjasjes aangeschaft en we hebben van erg hulpvaardige mensen (die een eigen bedrijf hadden in het maken van stickers e.d) een sticker gekregen voor achterop de auto met ‘ZA’ erop. Al deze dingen zijn verplicht in Mozambique en je word er gegarandeerd voor bekeurd als je het niet hebt. Daarnaast hebben we gezorgd dat we van al onze papieren een kopie hadden gemaakt. Het is namelijk niet handig om in Mozambique je echte paspoort, rijbewijs of andere belangrijke dingen af te geven, omdat het dan waarschijnlijk een hele sloot geld gaat kosten ze terug te krijgen.


Als laatste wisten we natuurlijk dat onze reverse-light niet werkt. Ide is onder de auto gekropen om dit te fixen onder grote belangstelling van ongeveer 15 omstanders. Op de versnellingsbak hoort een switch te zitten die word geactiveerd bij het inschakelen van de achteruit, helaas bleek bij Baie op de plaats van de switch een plug in de versnellingsbak te zijn gedraaid. Gelukkig bleek een van de omstanders een aantal beetle’s te hebben en konden we de switch van hem kopen, echter deze monteren bleek lastig vanwege de beschikbare ruimte en tools. Dan maar de switch aan Sabine haar stoel monteren (= de bijrijdersstoel..) in plaats van aan de versnellingsbak. De bedrading in elkaar gebeunhaasd en nu kon Sabine heel subtiel het knopje indrukken bij eventuele politiecontroles. En warempel, dit systeem was nog niet een halve dag in de auto geklust of we worden door een agent van de weg getrokken, papieren oke, verlichting, ja laat uw achteruit lichtje maar even zien. Ide morrelt wat aan de versnellingspook terwijl Sabine heel subtiel op het net geïnstalleerde knopje duwt. “Akkoord, rijd u maar door..!” Zoals je ziet doen we alles om te voorkomen dat we niet worden bekeurd voor onnozele dingen, 2 snelheidsovertredingen met een oude beetle die niet echt harder gaat dan 80km per uur is toch meer dan genoeg. (zie eerder blog + facebook van Ide…)


Bij (de tweede) binnenkomst van Mozambique hebben we op de zwarte markt geld gewisseld en zijn we daarna doorgereden over 200km (!) dirtroad. We hebben ongeveer 5 uur gereden over deze afstand en na deze bone-shaking route kwamen we behoorlijk gebroken aan in het eerste volgende dorpje. Hoeraa: Asfalt, eindelijk… Wat rijd dat ongelooflijk fijn! En benzine en geld uit een ATM, handig , je waant je zowaar weer in geciviliseerde gebieden.


De voertaal in Mozambique is Portugees, wat gesprekken en ook menukaarten lastig maakt. Zo bestelde Ide eens iets willekeurigs van de kaart waarna er bord met rijst verscheen met krabbetjes. Dat was wel even slikken maar gelukkig viel de stroom uit en bij het kaarsje zie je al veel minder. Diezelfde stroom viel in dit hotel trouwens ook uit toen we net allebei stonden te douchen, maar zulke dingen zijn niet heel wereldvreemd hier. Na een week zuidelijk rijden in Mozambique kwamen we de eerste shoprite (supermarkt) tegen, wat heerlijk om eindelijk eens in te slaan want de laatste was ergens weken geleden. We kopen dan ook erg veel langs de weg. Mensen bieden vaak per gebied waar je doorrijd hetzelfde aan en als we soms hiervan iets kopen zwaaien we hiermee naar alle andere verkopers om ze af te wimpelen. Dit levert vaak verbaasde blikken op, of mensen die snel een ander artikel wat ze ons dan wel willen verkopen omhooghouden.


Door Mozambique loopt één asfaltweg van noord naar zuid en zeker in het noorden is de staat van de weg erg slecht met joekels van potholes waar Baie in kan verdwijnen. De weg is ongeveer zo groot als een provinciale weg in Nederland en er is een enkele afslag naar een echt grotere stad die ook geasfalteerd is. Op gegeven moment staan we het uitzicht even te fotograferen midden op een mooie brug. Direct na de brug staat er echter een politiecontrole die we even niet gezien hadden, blijkt dat we niet mogen stilstaan op de brug. Gevolg was dat we werden omringt door een legertje van nieuwsgierige politiemannen die alles van ons wilden weten, alle papieren wilden zien en ook nog onze spullen wilden kijken. Ide heeft onder toeziend oog van het politiecorps onze kampeeruitrusting op z’n dooie akkertje op straat uitgepakt: ‘Kijk, dit is een slaapzak, nog een slaapzak, een slaapmatje, en nog een, een zaklamp… blablabla.’ Deze tactiek bleek behoorlijk goed te werken, want na onze pannenset, borden, bekers en gasbrander begon een van de agenten toch behoorlijk geïrriteerd te kijken. De klamboe was de druppel en we kregen toestemming om al onze spullen weer in de auto pakken. Zonder fine, maar met de waarschuwing dat we niet meer zonder reden op een brug mochten uitstappen.. De agenten in Mozambique behandel je trouwens behoorlijk anders als de Nederlandse, je geeft ze rustig de kopietjes en als ze om de originelen vragen zeg je dat ze het kunnen bekijken. Dit word vaak na enig zeuren wel geaccepteerd. Sommigen spreken nauwelijks Engels waardoor je soms ook prima de onnozele toerist uit kunt hangen. Zolang je maar laat merken dat je totaal geen haast hebt rol je overal wel doorheen.


In een van onze reisgidsen heeft Ide een plekje uitgezocht waar we heen konden rijden. ‘Marimba secret gardens’ was de naam van de lodge, halverwege Inhassoro en Vilanculos. De reisgids gaf aan dat we om er te komen een auto met 4-wielaandrijving nodig zouden hebben. Maarja, wij hebben met onze auto al menig weg bereden die ook zo omschreven was, dus dit zagen we niet als een onoverkomelijk probleem. Dat ging de eerste 20km van de dirtroad ook zonder problemen. Terwijl Sabine steeds stiller werd (de weg werd smaller en smaller) werd Ide steeds enthousiaster: ‘het moet wel een heel mooi plekje zijn, want het ligt zo ver van de bewoonde wereld af!’ Op een gegeven moment was het voor ons onduidelijk welke richting we moesten nemen en we hebben gebeld naar de eigenaars van de lodge. Tja, zei Ide aan telefoon: ‘We hebben eigenlijk niet een 4x4, maar wel een hele goede auto voor dirt-roads..’ De eigenaar van de lodge kwam ons tegemoet rijden om ons even de weg te wijzen. Om een beetle aan te treffen was even een verassing, maar na enige overredingskracht van Ide hebben we besloten om het maar gewoon te proberen en wel te zien hoever we zouden komen en tot het erg mulle stuk ging dit prima. Daar reed de eigenaar van de lodge namelijk even wat te langzaam voor ons, of het was gewoon te diep. Enfin, Baie stond muurvast waarop de lodge eigenaar 2 van zijn werknemers, een schep en een sterk touw opgehaald en ons gesleept heeft de rest van het stuk. Gelukkig bleek de voorspelling hoe afgelegener, hoe mooier prima te kloppen. We huurden er een huisje op palen wat een paar honderd meter van het prachtige en verlaten strand afstond, een enorm relaxte plek met goed eten en gezellige eigenaars. Op deze locatie was alles erg goed te betalen, maar inmiddels hebben we hier wel geleerd niet voor de goedkoopste optie te gaan, dit scheelt namelijk aanzienlijk in het aantal kakkerlakken dat je tegenkomt. Onze inspectie van overnachtingsplek word ook steeds uitgebreider..


Als we verder rijden zet Ide de auto ineens met een rotgang aan de kant, stapt uit en begint allemaal dingen van achter uit de auto op straat te gooien waardoor Sabine zich helemaal het leplazerus schrikt. In een Beetle ligt de accu onder de achterbank en Sabine had bij het inruimen van de auto de (metalen) vetspuit op de accu gelegd. Deze maakte kortsluiting waardoor het vet in de spuit kon gaan branden. Gelukkig is de auto niet uitgebrand en konden we na opnieuw indelen de reis zonder problemen voortzetten. Never a dull day in Africa!


In tofu hebben we een boot-snorkel-tripje gemaakt naar walvishaaien. De zee was behoorlijk ruw waardoor de rubberboot geweldig op en neer ging tot grote vreugde van Ide. Helaas hebben we de walvishaaien zelf niet gespot maar op een gegeven moment waren er wel wat dolfijnen. De boot manoeuvreert zich hier dan voor in een ideale positie en zodra de gids GO zegt spring je het water in. Sabine was te druk bezig met zich vast te houden aan de boot om hieraan te denken maar Ide zat klaar, in vol snorkel ornaat met duikbril, snorkel, wetsuitshirt en flippers. Zodra het GO klonk laat hij zich achterovervallen, schreeuwt de hele boot “achter je!!” en is Ide even zijn oriëntatie kwijt.. Zodra deze weer terug is zijn de dolfijnen helaas vertrokken, maar op de boot hebben ze het als schrale troost prima kunnen zien.

De stranden in Mozambique zijn werkelijk prachtig net als het binnenland overigens. Het is allemaal erg tropisch, op een camping aan de oceaan slaan we een kokosnoot uit een boom die door Ide geveld word en door Sabine opgepeuzeld word. De oceaan is heerlijk warm om in te zwemmen, vissers proberen nog met grote groepen en een net de oceaan in te lopen om wat visjes te vangen. Die visjes kan je s’avonds weer op je bord krijgen wat allemaal erg goed smaakt.


We besluiten om iets voor op schema door te trekken naar Zuid-Afrika om Kruger goed te zien en eventuele problemen met de auto nog het hoofd te kunnen bieden… Baie houdt zich overigens erg goed, wat fijn is want spares zijn in Mozambique niet echt te krijgen voor beetles.




woensdag 14 maart 2012

Malawi




Voordat we Malawi inreden, hadden we al van mensen gehoord dat we weleens problemen zouden kunnen krijgen met benzine. Om politieke redenen zou het lastig zijn om benzine te krijgen. Maar wij maakten ons weinig zorgen, net voor we de grens overstaken hebben we de auto helemaal afgetankt, en met een gevulde sparefueltank op de achterbank zouden we toch een heel eind moeten komen. (En eigenlijk: tja, in zo’n vaart zal het wel niet lopen, er zal toch wel ergens benzine te krijgen zijn?!)

Verder hebben we in onze Lonley Planet de nodige voorbereidingen getroffen om deze keer goed voorbereid de grens over te steken. In onze reisgids stond vermeld dat het Very Important is om bij de grens een Insurance (soort verzekering) te kopen. Het is verplicht in Malawi om dat te hebben, en de reisgids vermeldde tot 2 keer toe dat we daar op zouden worden gecontroleerd. We hebben dus netjes bij de grens gevraagd naar de Insurance en deze aangeschaft. Stempels stonden in ons paspoort en we zijn onderweg naar Lilongwe, als we nog geen 5km na de grens, net voor we het eerste dorpje in kunnen rijden, door een agent aangehouden worden. ‘Papieren alstublieft.’ Geen probleem voor ons natuurlijk, want we waren goed voorbereid de grens overgegaan. We kregen dan ook vrij snel toestemming om door te rijden en hadden nogal lol omdat we deze agent toch vrij snel konden afpoeieren omdat ons papierwerk in orde was. Die lol verging ons vrij snel, want we hadden hetzefde dorpje nog niet eens achter ons gelaten, toen agent nummer 2 op straat naar ons stond te zwaaien. Of we weer even onze papieren wilden laten zien. Ja natuurlijk meneer de agent. En of we ook wel 2 gevarendriehoeken bij ons hadden, knipperlichten, remlichten en reverse-light konden laten zien. En ja hoor, eindelijk had deze man iets gevonden wat niet in orde was, het lampje dat moet gaan branden als je achteruit rijd weigerde dienst. Dat word dan een boete. ‘Nou,’ zei Ide, ‘Die betaal ik niet!’ en heeft zijn gereedschapskist onder zijn stoel vandaan gevist en begon midden op straat demonstratief te sleutelen aan het achterlicht. Dit tot grote verbazing van de agent, die na enig twijfelen wel zag dat we niet gingen betalen ons toestemming gaf om door te rijden en ons achterlichtje te gaan fixen in een volgende stad.

Nou, uiteindelijk kwam het erop neer dat we in de kleine 100km die we moesten rijden naar Lilongwe, ongeveer 9 keer zijn aangehouden door allerlei agenten, met allemaal dezelfde vraag. Gelukkig was er niet een meer zo lastig als agent nummer 2.

Lilongwe is een lelijke grote stad, waar we eigenlijk alleen heen wilden voor boodschappen en benzine. We kwamen aan in het centrum en daar staat, echt ongelooflijk, een joekel van een Spar. Het is een van de grootste, en mooiste supermarkten die ik er heb gezien. Gangpaden zo breed dat je er met gemak met 3 winkelwagentjes naast elkaar kan lopen en het is allemaal brandschoon. Wat ons verder opviel toen we de winkel doorstruinden, was dat er verder geen andere klant te bekennen was. Helemaal leeg. Dat begrepen we wel toen we even naar de prijzen van alle producten keken. Alles was hartstikke duur. Dat komt omdat producten allemaal geïmporteerd worden vanuit Zuid-Afrika. Dus we hebben alleen het hoogst-nodige gehaald. (Water en brood..) Verder hebben we bij wat sjaggeraars op straat ons zambiaans geld omgewisseld voor de malawische kwacha en toen we erachter kwamen dat pinnen voor ons ongelooflijk duur is in Malawi (bij de ATM krijg je ongeveer 160MKW voor 1 euro, op de zwarte markt 300…), hebben we onze auto uitgekamd en alle losse dollars en euro’s op straat omgewisseld, want hier kregen we wel een goed bedrag! ( Hoewel het toch een beetje vreemd is om op de parkeerplaats vlak voor de bank, je geld te wisselen met een stel gasten op straat…)

De jongen die in het backpackershostel werkte heeft voor ons rondgebeld en kon na enig zoeken vertellen welk tankstation in de stad benzine had. De 100km die we al in Malawi hadden gereden hebben we namelijk alle tankstations gevraagd, en er was inderdaad niemand die ons benzine kon verkopen. In heel Arika hebben we geen file gezien, maar hier in Malawi, het land met de minste auto’s op de weg, is het gelukt om in de file te komen. Namelijk bij het tankstation. Wat een chaos! Iedereen stond door elkaar en deed zijn best om ook wat benzine te veroveren. Dankzij het vakkundige (en misschien wel een klein beetje brutale) stuurwerk van Ide hadden we een prima plekje in de chaos verovert en hadden vrij snel onze auto afgetankt.


We hadden in een restaurant vriendelijke mensen ontmoet die ons een aantal mooie plekken in Malawi hadden aangewezen, waar we zeker heen moesten gaan. En omdat we onze tank weer helemaal vol hadden en we dachten dat het dus wel mee zou vallen met de benzine schaarste in de rest van het land, zijn we vol goede moed begonnen aan de lijst met ‘things-to-see-in-Malawi.’ Maar hoe verder wij Malawi introkken, hoe duidelijker ons het grote probleem met de brandstof werd. Elk tankstation langs de weg of in dorpjes was bemand, en elke keer als we stopten met de vraag of er benzine te krijgen was, kregen wij als antwoord: ‘Nee, geen benzine vandaag, maar misschien volgende week!’ En na een heel aantal weken rondtrekken in Afrika weten wij heel zeker dat ‘misschien volgende week’ betekend: Zeker niet voor de komende 3 weken….

Ten hoogte van Sengabay hadden we nog steeds geen benzine gevonden. We hebben daar onze tent opgeslagen aan de rand van Lake Malawi, en hadden daar een prachtig uitzicht over het meer. Helaas bleek de camping verder nogal vergane glorie te zijn. Wat een oude bende: afbladerende verf, oude rieten (verzakte stoelen), scheve hekken verschrikkelijk verouderd sanitair, met als ultime ergernis (in bijzonder voor Sabine) gigantische kakkerlakken…. Mede dankzij deze kakkerlakken besloten we om maar niet hier te gaan eten, dus rond etenstijd zijn we in de auto gestapt om vervolgens eerst flink te verdwalen in de wijk met krotjes vlak achter de camping. (Want oriënteren op zandweggetjes en tussen deze niet geordende huisjes is zelfs voor Ide in het donker wel een klein beetje lastig, de goede koers naar de weg bleek namelijk geblokkeerd door een greppel.) Gelukkig waren de dorpsbewoners erg behulpzaam en zaten we spoedig weer op de (natuurlijk net zo min verlichtte) hoofdweg. Na even zoeken kwamen we in een restaurantje er misschien nog wel meer vergaan uitzag dan de camping. We waren de enige gasten (slecht voorteken) en de eigenaar bleek tegelijk ook de kok. We zaten niet echt in de positie om kieskeurig te zijn en eten moesten we toch, dus we hebben allebei op goed geluk een maaltijd uitgekozen hebben plaatsgenomen op de veranda. Sabine bestelde eerst nog allerlei dingen die er niet waren. Dit is overigens niet zo ongewoon, want het komt in de landen naast zuid-Afrika eigenlijk altijd voor dat er dingen op de kaart staan die ze niet hebben. Het duurde niet lang voordat er allerlei heerlijk geuren onze kant opkwamen. Deze kok heeft ons een onverwacht goede maaltijd voorgeschoteld, helemaal verzadigd hebben we de weg naar onze tent teruggevonden door onze sporen te volgen.


De volgende ochtend besloten we dat we de vergane glorie gauw achter ons wilden laten, en dat we ons voorgenomen rondje drastisch moesten inkorten vanwege het grote gebrek aan benzine. Daarom zijn we gereden naar Cape mcClair en hebben –weer aan de rand van lake Malawi- onze tent opgezet. Dit keer echter bij een mooie camping/backpackers met schoon sanitair (kakkerlakvrij, hoera!!) en hoewel het meer er heerlijk uitzag en enorm aanlokkelijk leek om in te zwemmen weigerde Sabine om er even in te plonzen. Zij had hier ook een hele goede reden voor, namelijk de Bilharzi die ook in het meer rondzwemt. Ide hierintegen was niet bang, en onder het motto: ‘je leeft een keer, dus ik ga ervoor en hoe groot is de kans dat ik in zo’n groot meer zo’n klein wormpje tegenkom’ heeft hij een snoekduik genomen en is gaan zwemmen met een stel Malaweese kids die daar ook waren. Hilariteit alom voor deze jongens toen ze onze snorkelsets mochten gebruiken. Sabine werd ondertussen belaagd door Malaweese mensen die van alles aan haar wilden verkopen, vers gevangen vis (kijk, hij spartelt nog, net gevangen!) kip, schilderijen, armbandjes, spelletjes en noem maar op. Dus toen Ide eindelijk uitgezwommen was is Sabine met een sneltreinvaart weer teruggelopen naar de camping, waar de verkopers niet het terrein op mochten. ’s Avonds is ons een echt Afrikaans spel uitgelegd en hebben we nog een tijd zitten kletsen met een Malaweese man die docent was.


De volgende ochtend is Sabine als eerste wakker, ze steekt haar (slaperige) hoofd buiten de tent en de eerste verkoper dient zich al aan: of je vis wil kopen? Na een nadrukkelijk nee, duurt het nog geen 3 minuten of de volgende verkoper dient zich aan en roept over het hek dat hij bananen te koop heeft, en ook wel ontbijt met bananen kan maken, nu even betalen alstublieft… Gelukkig heeft Ide wat dit betreft een stuk meer geduld en staat hij menig verkoper vriendelijk te woord. We hebben een kano gehuurd van een van de locals, en nadat we hadden laten zien dat we heus wel zelf konden peddelen (we zijn toch Nederlanders, duh!) zijn we naar een eilandje gevaren. Hier heeft Ide gesnorkeld. (Hij zegt nog steeds dat hij nog nooit op zo’n mooi plekje heeft gesnorkeld, maar volgens Sabine is dit gewoon om haar een beetje jaloers te krijgen omdat zij er niet insprong.) Tijdens het snorkelen bleek de waterdichte camera van Sabine even wat minder dicht en heeft deze wel bilharzia opgelopen, we proberen nog wel eens de foto’s eraf te halen zodat jullie ook kunnen zien hoe mooi het was!

Aan al ons geld, benzine en eten kwam rap een eind, dus we zijn gaan rijden richting Blanthyre, de 2e stad van Malawi. Onze sparefuel zat ondertussen ook al in de tank, en nog steeds hadden we geen tankstation gevonden wat wel benzine had. Op onze laatste liters benzine zijn we Blanthyre ingereden en kwamen gelukkig vrij snel langs een soort winkelcentrum, waar we eerst geld hebben gehaald, (lastig in Malawi want we hebben alleen Maestro terwijl de meeste plaatsen alleen Visa accepteren) toen langs een tankstation gereden waar een gigantische file voorstond en zonder ons te bedenken in deze file zijn aangesloten. Sabine is uit de auto gesprongen om vooraan de file even te informeren of iedereen inderdaad stond te wachten op benzine en dit bleek zo te zijn! Wat fijn, benzine en geld gevonden, dus onze reis kon weer doorgaan. Het enige wat wij graag wilden was gauw Malawi uit, omdat we het onderhand we zat waren dat we voor elke kilometer moesten rekenen of we wel genoeg benzine hadden, en het geld zo lastig was om te krijgen. Dus we hadden genoeg benzine getankt om de grens naar Mozambique ruim te kunnen halen. Na een nachtje slapen in blanthyre zijn we naar de grens van Mozambique gereden. Hier bleek een visum om Mozambique in te komen veel duurder dan in onze reisgids stond. We konden het net betalen met het geld dat we bij ons hadden, maar in het dorpje waar we in Mozambiqe terecht kwamen, konden we niet pinnen, en we hadden misschien net genoeg benzine om de 200km dirtroad naar het volgende dorpje te kunnen halen. Met geen cash of benzine bleek onze enige optie teruggaan naar Blanthyre, hier zo veel mogelijk benzine kopen, weer (duur) geld halen en dan weer de grens over naar Mozambique. Helaas bleek in Blanthyre de brandstofcrisis in alle heftigheid te zijn losgebarsten, en de verwachting was dat voor de komende 2 weken er zeker geen benzine zou zijn…. Gelukkig heeft Ide een hele tijd staan kletsen met een man die een eigen zaak had in auto-onderdelen. Deze man was enorm vriendelijk en zei: ik ken een stel Nederlanders dat hier woont, misschien kunnen zij je helpen! We zijn naar het huis van deze mensen gereden en deze mensen bleken liters aan benzine reserve te hebben staan, in hun garage. We mochten 40L overkopen, voor dezelfde prijs als benzine gewoon aan de pomp kost, wat enorm fijn! Met genoeg benzine zijn we de grens weer overgestoken, waren we weer legalen in plaats van illegalen. (de douanier heeft ons paspoort expres niet gestempeld voor de extra nacht in Malawi zodat we niet twee keer het Mozambique visum hoefden te betalen).


Malawi, een land met veel natuurschoon, aardige mensen, maar ook erg veel irritante prutsers die je van alles willen verkopen, een arm land waar alle prijzen erg hoog zijn (geen brandstof is weinig transport) en een struggle om op tijd aan benzine en geld te komen. We hadden erg hoge verwachtingen van Malawi door verschillende verhalen maar het viel ons eerlijk gezegd tegen. Desalniettemin een groot avontuur om doorheen te trekken.

zondag 26 februari 2012

Zambia

Ons eerste doel in Zambia was het zien van de Victoriafalls. In de stad Livingstone hebben we een prima backpackershostel gevonden, en na een nachtje slapen waren we klaar om deze gigantische waterval te gaan bekijken. ’s Ochtends hadden we van een andere gast in de backpackers de tip gekregen om te gaan ontbijten op ‘Livingstone Island,’een eilandje bovenop het randje van de waterval, helemaal door het water omgeven. Dit zou de mooiste manier zijn om de waterval van dichtbij te zien. Goed, deze tip ter harte genomen hebben we een plekje gereserveerd en zijn we naar het hotel gereden vanwaar de boot zou vertrekken. Nét zo’n mooi hotel, (5 sterren!!) waar we met onze wat luidruchtige automobiel op onze slippers (en Ide in zwembroek) aankomen. De zebra’s die stonden te grazen in de tuin zijn keken ook even op. Dat ze dit soort gasten niet elke dag zien, kon ook de giraffe beamen.

We hebben even gewacht op de veranda van het hotel en daar kwam ons vervoer aangevaren. Een klein speedbootje kwam ons, en nog 1 andere gast, ophalen. Ide durfde de vraag nog te stellen ‘Wat gebeurd er als de motor het niet meer doet?’ Als antwoord werd er even op de peddels gewezen, die onder onze voeten lagen. Hmm, veilig idee…

We zijn binnen 3 minuten naar het eiland gebracht (want we hadden de stroom natuurlijk met ons mee) en werden ontvangen met een welkomscoctail. We moesten onze slippers uitdoen en mochten achter onze gids aanlopen. Deze man vertelde ons (overigens in record-tempo, maar nog altijd beter dan de gids bij de big-hole in kimberly die na elke zin zei “you can take a picture if you like”) het eea over de watervallen en het eilandje en bracht ons ondertussen naar de plek waar het water naar beneden donderde. Om echt op het randje te staan en de waterval te zien vallen was echt onwijs mooi. Daarna was het tijd om even te plonsen in een stukje van de waterval genaamd de jacuzzi. Dit was vlak op het randje en je moest je wel een beetje vasthouden aan de rots eromheen maar dan ging het prima. Voor Ide was dit niet zo’n probleem en Sabine mocht gelukkig Ide’s handje vasthouden. Als afsluiter hadden we op het eiland een luxe ontbijt waarna we zonder problemen terug zijn gevaren (deze tekst getuigd hier van) en we de falls vanaf de brug tussen Zambia en Zimbabwe hebben bekeken. Hier hebben we niet gebungyjumpt want de laatste keer dat iemand dat deed knapte het koord. Check maar op youtube voor de geintresseerden. Het national park vlak naast de falls was ook erg spectaculair, zelden een plek gevonden waar je zo doorweekt kan worden in zulke korte tijd.

Ons volgende doel was het South-Llwanga national park. De weg hierna toe liep over een erg slechte zandweg. We dachten nog even 100km te kunnen afsnijden door een andere zandweg te pakken, maar verdwaalden, vonden een snelstromende rivier op ons pad en hebben gekampeerd bij wat mensen die écht zo in Afrika wonen als je het voorsteld. Rieten hutjes inderdaad. Ide vroeg nog even waar is de WC? “Zoek maar een mooi plekje in de bosjes”. Sabine introduceerde Hotdogs en chips, beiden vielen goed in de smaak want op de vraag wat eten jullie zoal was de respons, nou: “ ’smorgens eten we nshima, ‘s middags eten we nshima en ‘s avonds eten we nshima, eigenlijk eten we altijd nshima.” Die morgen hebben we hun onze badminton set gegeven en gefrisbeed. Verder de familie wat van onze kleren uitgedeeld en afscheid genomen.

We zijn terug gereden naar de hoofdweg en daarna de ‘bone-shaking’ road genomen van Chipata naar Mfue, het national park. 4,5u hebben we over de 130km gedaan. Mfue is waarschijnlijk vernoemd naar de eerste woorden die iemand eens uitsprak naar het arriveren in dit oord, mefuheeee, wat een takke-weg!

Op de camping wat afgepingeld van de prijs van de tours en verblijf. De volgende ochtend zitten we rustig te ontbijten als de kok aan komt rennen om te vertellen dat er een kudde van 20 olifanten door de camping heen loopt. Olifanten, zo blijkt zijn prima op stang te jagen door met je t-shirt heen en weer te wapperen wat een van de werknemers deed en tot grote vreugde leidde bij de rest van de wegsprintende werknemers én Ide. Sabine had al eerder een veilig heenkomen gezocht. De ritten in het park waren erg mooi, maar door de regentijd was alles erg groen en hebben we niet super veel wild kunnen spotten. Het regende in de dagen dat we in Mfue waren behoorlijk waardoor de slechte weg veranderde in een modder glijbaan. Op de terugweg kwamen we twee keer vast te zitten in de modder. Sabine heeft de tweede keer met een stel welwillende Zambianen de auto losgeduwd en toen Ide gas gaf, werd ze eerst helemaal zwart (net als de Zambianen) en kwam vervolgens de auto los waardoor alle Zambianen stopten met duwen. However, het slippertje van Sabine stak nog stevig in de modder waardoor een mooie duik niet te voorkomen viel. Hilariteit alom (onder de Zambianen en Ide). Een dag later zijn we de grens aardig soepel overgestoken en waren we in Malawi.

Botswana

Botswana dachten we, is wel behoorlijk wat anders als Zuid-Afrika, dus zodra we wat bebouwing tegenkwamen zijn we op zoek gegaan naar een lokale supermarkt. Deze was snel gevonden maar na wat omzwervingen kwamen we zelfs een goede Spar tegen. We zijn doorgereden naar Francistown, een behoorlijk grote stad waar we een prima camping vonden. Daar aangekomen wilden de achterlampen van Baie even niet meer uit en na wat morrelen aan het knopje was dit ook het geval voor de koplampen. Onderweg was waarschijnlijk even wat losgetrild en na enig gepeuter was de camping weer gehuld in duisternis.

De dag erna begon Ide zich werkelijk helemaal thuis te voelen in Botswana want de eerste de beste radarcontrole was het raak. Cash afrekenen graag.. We zijn die dag door de Kalahari-woestijn gereden en kwamen helemaal gekookt de auto uit in Kasane (noordelijk Botswana) Op de camping aan de Chobe rivier liggen we s’avonds in onze tent als we plotseling een enorm hard gebrul horen. Sabine haar maag wil nog wel eens knorren maar achter dit geluid zat iets groters, een nijlpaard om precies te zijn. Om de camping stond schrikdraad en daarmee (en met het rustige gebrom van de hippo) zijn we gaan slapen. Dit gebrom werkt na een tijdje zelfs erg rustgevend en vertrouwd, net als de klarinet van mijn vader (Ide) vroeger.

Onderweg hadden we gehoord dat een van de mooiste dingen om in Botswana te doen een boot-cruise op de Chobe was bij zonsondergang. De volgende dag hadden we dus een erg rustig dagje totdat we ineens wakker schrokken van de tijd. In no-time al onze zooi in de auto gemikt en naar de lodge gereden die de boottocht verzorgde. Daar moest Sabine nog even naar het toilet terwijl Ide de boot al los van de kade zag liggen. Met een geweldige sprong waar menig fieljeppende fries jaloers op zou worden belandde Ide op een boot vol met verbaasde bejaarden. Helaas bleek het echt noodzakelijk een of ander reserveringsbewijs te halen (zelfs met cash zwaaien hielp niet) en vaarde de boot weer terug naar de kade om Ide weer af te zetten. Gelukkig konden hier reserveringsbewijzen gekocht worden en inmiddels was Sabine ook helemaal klaar om te gaan. Met een busje hebben we het eerste deel van de boottocht over land afgelegd en daar zijn we uiteindelijk een stukje verder toch nog aan boord gekomen. “Bravo” zei een bejaarde Italiaan. De boottocht zelf voerde langs krokodillen en veel olifanten en nijlpaarden. Een onwijs mooi gezicht om dat van zo ongelooflijk dichtbij te zien.

De dag na onze cruise hebben we onze spullen weer ingepakt en zijn we naar de grens met Zambia gereden. De enige manier om de 750 meter lange grens over te komen, is door het pontje te pakken. De botswaanse zijde liep zonder problemen alleen werden we wel ff gewaarschuwd voor de mannen aan de andere kant die je willen helpen of geld willen wisselen, zij zijn namelijk niet te vertrouwen. Het pontje bleek van discutabele kwaliteit, Sabine maakte zich erg zorgen zeker na het zien van al die krokodillen gister. De motoren van het pontje werden gekoeld door iemand die er water uit de rivier over kieperde. Zodra we met Baie het pontje verlieten werden we inderdaad belaagd door de sjacheraars, dus Ide gaf direct volle pot gas. Dit leidde echter tot nog meer commotie omdat we nog een bonnetje van de pont moesten krijgen. Nadat ook dit gelukt was customs & immigrations ingegaan en uitgezocht wat we precies waar moesten betalen. Dit was een hele waslijst aan verschillende instanties in zowel US dollars als Zambiaanse Kwacha. Omdat we alleen Botswaanse Pula’s hadden moesten we wisselen, dit lukte niet met het wisselkantoortje omdat die op zondag gesloten was. De enige manier om aan geld te komen was wisselen met de sjacheraars, die volgens de douanebeambte echte dieven waren dus een beetje opletten… Nadat we ons geld uiteindelijk gewisseld en betaald hadden kwamen we platzak en behoorlijk afgedraaid (de hele exercitie duurde zo’n 3 uur) Zambia binnen.

Spare-engine!

Vele verhalen heb ik (Sabine) gehoord, prachtige foto’s gezien van het onbeschrijflijk mooie uitzicht dat er te zien is op een van de allermooiste uitzichtpunten van de panoramaroute. Dus na een klim van zo’n driehonderd treden en een wandeling door het bebosde gedeelte van de top van de berg stap ik het uitzichtpuntje op en….. staan we in de dikke mist van een reusachtige wolk die ons het zicht ontneemt. Gelukkig hebben we thuis de foto’s nog (van Ide die er al eens eerder was geweest, toen het niet mistig was.) De rest van de panoramaroute was trouwens prachtig en hebben we wel onbewolkt kunnen bekijken.

Aangekomen op een erg luxe camping, zei de man achter de receptie dat we het mooiste plekje mochten uitzoeken om onze tent op te zetten. Achter het toilethok bleek het groenste gras te staan en alhoewel dit niet echt een officeel plekje was, konden we met Baie net door een krappe doorgang en er gaan staan. Ondanks wat verbaasde blikken van andere campinggasten en de bewaking hebben we een prima nacht gehad.

We zijn de volgende dag doorgereden tot vlak voor de Zuid-Afrikaanse grens. Ons warme avondeten hebben we gekocht bij een benzinepomp wat voor Sabine even slikken was qua netheid van de keuken. In het donker (is niet ideaal in Afrika) kwamen we op de camping aan met het plan om ons tentje ergens neer te zetten. Maar de campingbaas was enorm vriendelijk en nodigde ons uit om in een leegstaande caravan te gaan slapen. Dat kostte ons helemaal niets meer dan slapen in ons eigen tentje, en scheelde wel het gepruts van in het donker ons tentje opzetten. Wat een luxe en wat een gastvrijheid hier!

Na een plons in het zwembad zijn we bij de campingbaas, een lokale politieman en een lokale boer aangeschoven aan de bar. Dit leverde een enorm leuk gesprek op over de situatie in Zuid-Afrika, en in het bijzonder hoe zij aankeken tegen ‘de apartheid’ het enorme verschil wat er in dit land leeft tussen blanke en zwarte mensen. Rond een uur of 11 hield de politieman het voor gezien, kreeg na 3 biertjes zijn pistool weer terug (die achter de bar lag omdat er geen wapens werden toegelaten in de bar) en rond een uur of 12 zijn wij ook gaan slapen. De boer nodigde ons nog uit om morgen even langs te komen op om zijn bedrijf te bekijken. Na een korte muggenjacht in onze caravan zijn wij gaan slapen.

Na een klein beetje onderhoud aan onze auto (door Ide) en een goed ontbijt, zijn wij de volgende ochtend verder gegaan richting de grens. Maar omdat de tomatenboer bijna op de route lag, besloten we om een klein beetje om te rijden en zijn bedrijf eens te gaan bekijken. De beschrijving van de boer was ongeveer: neem de weg links en na ongeveer 3 km moet je een boerderij hebben. Dus op goed geluk zijn we ergens een erf opgereden en hebben aan een dame gevraagd naar ‘de tomatenboer die kleine tomaten teelt en gisteravond ook aan de bar zat.’ (We waren even zijn naam vergeten.) De dame in kwestie bleek de vrouw van de boer te zijn, maar ze had er volgens ons geen idee van dat we haar man aan de bar hadden ontmoet. (Wij hopen nu vooral dat we geen huwelijkscrisis hebben veroorzaakt;))

De boer was echter snel gebeld, en na een kop koffie mochten we bij hem in de auto stappen om zijn bedrijf te bekijken. Het was een behoorlijk grote plantage waar voornamelijk cherrytomaten werden gekweekt. De boer had 46 (alleen maar zwarte) werknemers in dienst. Een indicatie wat deze mensen verdienen: ongeveer 7 rand per krat (dat was ongeveer 25kg) geplukte cerrytomaatjes. Het plukken van een heel krat cherrytomaten kost ongeveer een uur, en 7 rand komt neer op niet meer dan 70 eurocent. Geen vetpot dus, voor deze mensen.

Na de rondleiding op de boerderij zijn we doorgereden naar de grens van Zuid-Afrika naar Botswana. Zuid-Afrika uitkomen was voor ons niet zo’n probleem. De douanebeamten hadden vooral heel veel lol omdat ze even in onze kofferbak wilden kijken, maar daar natuurlijk onze motor tegenkwamen. (spare-engine J) Verder geen problemen aan de Zuid-Afrikaanse zijde van de grens. Na een stukje niemandsland kwamen we aan bij de Botswaanse douane. De stempels in ons paspoort waren gauw genoeg binnen, maar voor toestemming om de auto mee het land in te nemen moesten we ‘even’ we aansluiten in de rij. Voor ons stonden enkele mannen die niet helemaal begrepen hoe een grensoversteek in zijn werk gaat, en de ene douanebeambte die de hele rij moest helpen, kreeg het ook niet aan hun verstand gepeuterd. Dus maar rustig aansluiten in een lange rij met allemaal –niet helemaal okselfrisse- kakelende dames en nog een aantal wat timide heren. Een hele lange tijd later waren we eindelijk aan de beurt, en met net genoeg geld zijn we in Botswana gekomen!