zondag 26 februari 2012

Zambia

Ons eerste doel in Zambia was het zien van de Victoriafalls. In de stad Livingstone hebben we een prima backpackershostel gevonden, en na een nachtje slapen waren we klaar om deze gigantische waterval te gaan bekijken. ’s Ochtends hadden we van een andere gast in de backpackers de tip gekregen om te gaan ontbijten op ‘Livingstone Island,’een eilandje bovenop het randje van de waterval, helemaal door het water omgeven. Dit zou de mooiste manier zijn om de waterval van dichtbij te zien. Goed, deze tip ter harte genomen hebben we een plekje gereserveerd en zijn we naar het hotel gereden vanwaar de boot zou vertrekken. Nét zo’n mooi hotel, (5 sterren!!) waar we met onze wat luidruchtige automobiel op onze slippers (en Ide in zwembroek) aankomen. De zebra’s die stonden te grazen in de tuin zijn keken ook even op. Dat ze dit soort gasten niet elke dag zien, kon ook de giraffe beamen.

We hebben even gewacht op de veranda van het hotel en daar kwam ons vervoer aangevaren. Een klein speedbootje kwam ons, en nog 1 andere gast, ophalen. Ide durfde de vraag nog te stellen ‘Wat gebeurd er als de motor het niet meer doet?’ Als antwoord werd er even op de peddels gewezen, die onder onze voeten lagen. Hmm, veilig idee…

We zijn binnen 3 minuten naar het eiland gebracht (want we hadden de stroom natuurlijk met ons mee) en werden ontvangen met een welkomscoctail. We moesten onze slippers uitdoen en mochten achter onze gids aanlopen. Deze man vertelde ons (overigens in record-tempo, maar nog altijd beter dan de gids bij de big-hole in kimberly die na elke zin zei “you can take a picture if you like”) het eea over de watervallen en het eilandje en bracht ons ondertussen naar de plek waar het water naar beneden donderde. Om echt op het randje te staan en de waterval te zien vallen was echt onwijs mooi. Daarna was het tijd om even te plonsen in een stukje van de waterval genaamd de jacuzzi. Dit was vlak op het randje en je moest je wel een beetje vasthouden aan de rots eromheen maar dan ging het prima. Voor Ide was dit niet zo’n probleem en Sabine mocht gelukkig Ide’s handje vasthouden. Als afsluiter hadden we op het eiland een luxe ontbijt waarna we zonder problemen terug zijn gevaren (deze tekst getuigd hier van) en we de falls vanaf de brug tussen Zambia en Zimbabwe hebben bekeken. Hier hebben we niet gebungyjumpt want de laatste keer dat iemand dat deed knapte het koord. Check maar op youtube voor de geintresseerden. Het national park vlak naast de falls was ook erg spectaculair, zelden een plek gevonden waar je zo doorweekt kan worden in zulke korte tijd.

Ons volgende doel was het South-Llwanga national park. De weg hierna toe liep over een erg slechte zandweg. We dachten nog even 100km te kunnen afsnijden door een andere zandweg te pakken, maar verdwaalden, vonden een snelstromende rivier op ons pad en hebben gekampeerd bij wat mensen die écht zo in Afrika wonen als je het voorsteld. Rieten hutjes inderdaad. Ide vroeg nog even waar is de WC? “Zoek maar een mooi plekje in de bosjes”. Sabine introduceerde Hotdogs en chips, beiden vielen goed in de smaak want op de vraag wat eten jullie zoal was de respons, nou: “ ’smorgens eten we nshima, ‘s middags eten we nshima en ‘s avonds eten we nshima, eigenlijk eten we altijd nshima.” Die morgen hebben we hun onze badminton set gegeven en gefrisbeed. Verder de familie wat van onze kleren uitgedeeld en afscheid genomen.

We zijn terug gereden naar de hoofdweg en daarna de ‘bone-shaking’ road genomen van Chipata naar Mfue, het national park. 4,5u hebben we over de 130km gedaan. Mfue is waarschijnlijk vernoemd naar de eerste woorden die iemand eens uitsprak naar het arriveren in dit oord, mefuheeee, wat een takke-weg!

Op de camping wat afgepingeld van de prijs van de tours en verblijf. De volgende ochtend zitten we rustig te ontbijten als de kok aan komt rennen om te vertellen dat er een kudde van 20 olifanten door de camping heen loopt. Olifanten, zo blijkt zijn prima op stang te jagen door met je t-shirt heen en weer te wapperen wat een van de werknemers deed en tot grote vreugde leidde bij de rest van de wegsprintende werknemers én Ide. Sabine had al eerder een veilig heenkomen gezocht. De ritten in het park waren erg mooi, maar door de regentijd was alles erg groen en hebben we niet super veel wild kunnen spotten. Het regende in de dagen dat we in Mfue waren behoorlijk waardoor de slechte weg veranderde in een modder glijbaan. Op de terugweg kwamen we twee keer vast te zitten in de modder. Sabine heeft de tweede keer met een stel welwillende Zambianen de auto losgeduwd en toen Ide gas gaf, werd ze eerst helemaal zwart (net als de Zambianen) en kwam vervolgens de auto los waardoor alle Zambianen stopten met duwen. However, het slippertje van Sabine stak nog stevig in de modder waardoor een mooie duik niet te voorkomen viel. Hilariteit alom (onder de Zambianen en Ide). Een dag later zijn we de grens aardig soepel overgestoken en waren we in Malawi.

Botswana

Botswana dachten we, is wel behoorlijk wat anders als Zuid-Afrika, dus zodra we wat bebouwing tegenkwamen zijn we op zoek gegaan naar een lokale supermarkt. Deze was snel gevonden maar na wat omzwervingen kwamen we zelfs een goede Spar tegen. We zijn doorgereden naar Francistown, een behoorlijk grote stad waar we een prima camping vonden. Daar aangekomen wilden de achterlampen van Baie even niet meer uit en na wat morrelen aan het knopje was dit ook het geval voor de koplampen. Onderweg was waarschijnlijk even wat losgetrild en na enig gepeuter was de camping weer gehuld in duisternis.

De dag erna begon Ide zich werkelijk helemaal thuis te voelen in Botswana want de eerste de beste radarcontrole was het raak. Cash afrekenen graag.. We zijn die dag door de Kalahari-woestijn gereden en kwamen helemaal gekookt de auto uit in Kasane (noordelijk Botswana) Op de camping aan de Chobe rivier liggen we s’avonds in onze tent als we plotseling een enorm hard gebrul horen. Sabine haar maag wil nog wel eens knorren maar achter dit geluid zat iets groters, een nijlpaard om precies te zijn. Om de camping stond schrikdraad en daarmee (en met het rustige gebrom van de hippo) zijn we gaan slapen. Dit gebrom werkt na een tijdje zelfs erg rustgevend en vertrouwd, net als de klarinet van mijn vader (Ide) vroeger.

Onderweg hadden we gehoord dat een van de mooiste dingen om in Botswana te doen een boot-cruise op de Chobe was bij zonsondergang. De volgende dag hadden we dus een erg rustig dagje totdat we ineens wakker schrokken van de tijd. In no-time al onze zooi in de auto gemikt en naar de lodge gereden die de boottocht verzorgde. Daar moest Sabine nog even naar het toilet terwijl Ide de boot al los van de kade zag liggen. Met een geweldige sprong waar menig fieljeppende fries jaloers op zou worden belandde Ide op een boot vol met verbaasde bejaarden. Helaas bleek het echt noodzakelijk een of ander reserveringsbewijs te halen (zelfs met cash zwaaien hielp niet) en vaarde de boot weer terug naar de kade om Ide weer af te zetten. Gelukkig konden hier reserveringsbewijzen gekocht worden en inmiddels was Sabine ook helemaal klaar om te gaan. Met een busje hebben we het eerste deel van de boottocht over land afgelegd en daar zijn we uiteindelijk een stukje verder toch nog aan boord gekomen. “Bravo” zei een bejaarde Italiaan. De boottocht zelf voerde langs krokodillen en veel olifanten en nijlpaarden. Een onwijs mooi gezicht om dat van zo ongelooflijk dichtbij te zien.

De dag na onze cruise hebben we onze spullen weer ingepakt en zijn we naar de grens met Zambia gereden. De enige manier om de 750 meter lange grens over te komen, is door het pontje te pakken. De botswaanse zijde liep zonder problemen alleen werden we wel ff gewaarschuwd voor de mannen aan de andere kant die je willen helpen of geld willen wisselen, zij zijn namelijk niet te vertrouwen. Het pontje bleek van discutabele kwaliteit, Sabine maakte zich erg zorgen zeker na het zien van al die krokodillen gister. De motoren van het pontje werden gekoeld door iemand die er water uit de rivier over kieperde. Zodra we met Baie het pontje verlieten werden we inderdaad belaagd door de sjacheraars, dus Ide gaf direct volle pot gas. Dit leidde echter tot nog meer commotie omdat we nog een bonnetje van de pont moesten krijgen. Nadat ook dit gelukt was customs & immigrations ingegaan en uitgezocht wat we precies waar moesten betalen. Dit was een hele waslijst aan verschillende instanties in zowel US dollars als Zambiaanse Kwacha. Omdat we alleen Botswaanse Pula’s hadden moesten we wisselen, dit lukte niet met het wisselkantoortje omdat die op zondag gesloten was. De enige manier om aan geld te komen was wisselen met de sjacheraars, die volgens de douanebeambte echte dieven waren dus een beetje opletten… Nadat we ons geld uiteindelijk gewisseld en betaald hadden kwamen we platzak en behoorlijk afgedraaid (de hele exercitie duurde zo’n 3 uur) Zambia binnen.

Spare-engine!

Vele verhalen heb ik (Sabine) gehoord, prachtige foto’s gezien van het onbeschrijflijk mooie uitzicht dat er te zien is op een van de allermooiste uitzichtpunten van de panoramaroute. Dus na een klim van zo’n driehonderd treden en een wandeling door het bebosde gedeelte van de top van de berg stap ik het uitzichtpuntje op en….. staan we in de dikke mist van een reusachtige wolk die ons het zicht ontneemt. Gelukkig hebben we thuis de foto’s nog (van Ide die er al eens eerder was geweest, toen het niet mistig was.) De rest van de panoramaroute was trouwens prachtig en hebben we wel onbewolkt kunnen bekijken.

Aangekomen op een erg luxe camping, zei de man achter de receptie dat we het mooiste plekje mochten uitzoeken om onze tent op te zetten. Achter het toilethok bleek het groenste gras te staan en alhoewel dit niet echt een officeel plekje was, konden we met Baie net door een krappe doorgang en er gaan staan. Ondanks wat verbaasde blikken van andere campinggasten en de bewaking hebben we een prima nacht gehad.

We zijn de volgende dag doorgereden tot vlak voor de Zuid-Afrikaanse grens. Ons warme avondeten hebben we gekocht bij een benzinepomp wat voor Sabine even slikken was qua netheid van de keuken. In het donker (is niet ideaal in Afrika) kwamen we op de camping aan met het plan om ons tentje ergens neer te zetten. Maar de campingbaas was enorm vriendelijk en nodigde ons uit om in een leegstaande caravan te gaan slapen. Dat kostte ons helemaal niets meer dan slapen in ons eigen tentje, en scheelde wel het gepruts van in het donker ons tentje opzetten. Wat een luxe en wat een gastvrijheid hier!

Na een plons in het zwembad zijn we bij de campingbaas, een lokale politieman en een lokale boer aangeschoven aan de bar. Dit leverde een enorm leuk gesprek op over de situatie in Zuid-Afrika, en in het bijzonder hoe zij aankeken tegen ‘de apartheid’ het enorme verschil wat er in dit land leeft tussen blanke en zwarte mensen. Rond een uur of 11 hield de politieman het voor gezien, kreeg na 3 biertjes zijn pistool weer terug (die achter de bar lag omdat er geen wapens werden toegelaten in de bar) en rond een uur of 12 zijn wij ook gaan slapen. De boer nodigde ons nog uit om morgen even langs te komen op om zijn bedrijf te bekijken. Na een korte muggenjacht in onze caravan zijn wij gaan slapen.

Na een klein beetje onderhoud aan onze auto (door Ide) en een goed ontbijt, zijn wij de volgende ochtend verder gegaan richting de grens. Maar omdat de tomatenboer bijna op de route lag, besloten we om een klein beetje om te rijden en zijn bedrijf eens te gaan bekijken. De beschrijving van de boer was ongeveer: neem de weg links en na ongeveer 3 km moet je een boerderij hebben. Dus op goed geluk zijn we ergens een erf opgereden en hebben aan een dame gevraagd naar ‘de tomatenboer die kleine tomaten teelt en gisteravond ook aan de bar zat.’ (We waren even zijn naam vergeten.) De dame in kwestie bleek de vrouw van de boer te zijn, maar ze had er volgens ons geen idee van dat we haar man aan de bar hadden ontmoet. (Wij hopen nu vooral dat we geen huwelijkscrisis hebben veroorzaakt;))

De boer was echter snel gebeld, en na een kop koffie mochten we bij hem in de auto stappen om zijn bedrijf te bekijken. Het was een behoorlijk grote plantage waar voornamelijk cherrytomaten werden gekweekt. De boer had 46 (alleen maar zwarte) werknemers in dienst. Een indicatie wat deze mensen verdienen: ongeveer 7 rand per krat (dat was ongeveer 25kg) geplukte cerrytomaatjes. Het plukken van een heel krat cherrytomaten kost ongeveer een uur, en 7 rand komt neer op niet meer dan 70 eurocent. Geen vetpot dus, voor deze mensen.

Na de rondleiding op de boerderij zijn we doorgereden naar de grens van Zuid-Afrika naar Botswana. Zuid-Afrika uitkomen was voor ons niet zo’n probleem. De douanebeamten hadden vooral heel veel lol omdat ze even in onze kofferbak wilden kijken, maar daar natuurlijk onze motor tegenkwamen. (spare-engine J) Verder geen problemen aan de Zuid-Afrikaanse zijde van de grens. Na een stukje niemandsland kwamen we aan bij de Botswaanse douane. De stempels in ons paspoort waren gauw genoeg binnen, maar voor toestemming om de auto mee het land in te nemen moesten we ‘even’ we aansluiten in de rij. Voor ons stonden enkele mannen die niet helemaal begrepen hoe een grensoversteek in zijn werk gaat, en de ene douanebeambte die de hele rij moest helpen, kreeg het ook niet aan hun verstand gepeuterd. Dus maar rustig aansluiten in een lange rij met allemaal –niet helemaal okselfrisse- kakelende dames en nog een aantal wat timide heren. Een hele lange tijd later waren we eindelijk aan de beurt, en met net genoeg geld zijn we in Botswana gekomen!

maandag 6 februari 2012

Het avontuur gaat verder....

Het vorige verhaal wat we schreven sloten we af met het repareren van Baie, welnu, nadat we de beetle-doctor in George voor de 2e keer hadden ontmoet was Baie helemaal klaar om te gaan en hebben we die dag direct wat kilometers gemaakt over een mooie pas naar een heel rustige campsite/caravan park waar we tussen alleen maar wegwerkers stonden. We mochten bij hun in de caravan koken en hebben de hele avond met ze gekletst. Erg gezellig en aardige lui, de grootste van het stel, je moet je voor stellen, zo’n grote ruige, harige man draaide wel de hele avond celine dion op z’n telefoon maar dat mocht de pret niet drukken. De ochtend daarna hebben we nog gepoogd ze op te zoeken maar dit heeft slechts een heel verbaasde boer opgeleverd. “waar kom je vandaan?”, “uit uniondale” , “nee, dat kan niet want ik heb je daar nog nooit gezien” etc, etc..

Na het avontuur opgezocht te hebben (zie foto) zijn we doorgereden over een briljante dirt-road pas waarvan ik de naam even niet kan heugen. Ide moest zich wel steeds in houden om Baie niet in elke bocht de sporen te geven en driftend de bocht door te jagen want hij/ze (?) was immers net gerepareerd. Werkelijk in the middle of nowhere vinden we een theehuisje waar wat mensen onder een joekel van een boom zitten. Blijken allemaal Nederlanders te zijn, misschien dus toch niet zo’n avontuurlijk weggetje….

Via wat omzwervingen komen we in PE (Port Elisabeth aan). De mensen in het jikeleza backpackers hostel zeggen geen woord te veel, wij blijven geen dag te lang. PE is een lelijke industriële stad. Het zijn de lelijke dingen die de mooie dingen mooi maken, ofzo?

De kilometers die we met Baie verslijten gaan niet zo snel, maar dan zie je meer onderweg. Veel wegen zijn hier however 2 baans, vaak gaan we dan even op de vluchtstrook rijden waardoor snellere bolides kunnen passeren maar als daar even geen mogelijkheid voor is rijden we vooraan in de file. We zeggen dan altijd tegen elkaar dat we de afrikanen leren onthaasten :p Na een lange dag rijden komen we via enige omzwervingen (de plek was alleen aangegeven via gps-coordinaten en een weggetje aan de andere kant van de baai lag het dichtste bij zodat we last minute nog ff 25 km moesten omrijden) op werkelijk een briljant backpackers hostel in cintsa aan waar we kamperen, hout sprokkelen en op een vuurtje braaien, s’avonds een (cowboys en) indianen feest induiken waar de barman de gelijknamige Nederlandse titelsong niet kent en Ide de halve kroeg verbaasd door een hopeloze poolachterstand in een keer weg te werken.

S’ochtends genieten we er van een all-inclusive ontbijt met uitzicht over de laguna, kanoenen we een stuk door hetzelfde uitzicht heen en stappen we in de auto. Onderweg proberen af en toe koeien, schapen, mensen of geiten de weg over te steken en zien we joekels van CB’s. (onweerswolken) Ide verteld onderweg dat hij zo’n pijn aan zijn tand heeft. Blijkbaar was voor hem het parapentavontuur niet spannend genoeg, dus besloot hij het een beetje hogerop te zoeken. In een plaatsje wat mooi op de route lag, genaamd kokstad, hebben we een tandarts opgezocht. Na het maken van een vrij origineel vakantiekiekje was de diagnose snel gesteld. Een wortelkanaalbehandeling bleek noodzakelijk. Maar Ide mocht het eerst wel proberen met antibiotica en flinke pijnstilling, zou het niet gaan dan moesten we alsnog de behandeling uitvoeren.

Na twee nachten erg weinig slaap, en na twee dagen veel pijnstilling slikken moest het er toch maar van komen: op zoek naar een tandarts (want we zijn ondertussen wel doorgereden.) In de stad Pietmarietsburg vonden we een vriendelijke tandarts omdat Sabine even moest plassen bij een KFC en er een uithangbord van een dentist hing. Diezelfde tandarts was bereid om Ide van zijn pijn af te helpen. Na een wachttijd vanaf half 2 tot half 5 (wij gaan in Nederland nooit meer klagen over lange wachttijden) werd Ide prima geholpen en na een weekje doorgaan met de antibiotica eet hij zelfs weer toverballen…

Goed, tot zover onze ontdekkingen in medisch afrika. Nu Ide weer fit genoeg was, kon er ook weer met volle teugen genoten worden van de mooie omgeving waarin we zijn. We hebben ondertussen de kust verruild voor een bergachtige omgeving, genaamd Drakensbergen.

Omdat Baie zich onder alle wisselende omstandigheden verrassend goed houdt, besloten wij om de Sanipas met onze eigen auto te bereiden. De Sanipas is een onverharde bergweg (4x4 terretory) tussen Zuid Afrika en Lesotho. Baie gaf, zoals verwacht, geen enkele kik, en bracht ons netjes naar de grens van Zuid Afrika. Daar aangekomen mochten we echter niet verder van de ZA-douane beambte omdat onze auto geen 4x4 aandrijving had. De eerste auto die daar omhoog reed deed dit ongeveer in 1952 en zelfs onze uitleg aan de beambte dat de eerste auto die met 4 wiel aandrijving was uitgerust een audi quattro was in omstreeks 1980 mocht niet baten.

Dus te voet verder de pas op want dit mocht wel. De eerste auto die ons achteropkwam was de eigenaar van de hoogste pub in Afrika, gelegen op de top van de Sani-pas. We mochten achterin het bakkie meeliften naar de top. Hiermee ging de langverwachte wens van Ide om eens samen met Sabine te liften in vervulling. De weg was op sommige punten inderdaad behoorlijk heftig maar er reden wel mini-busjes omhoog. De douane beambte vertelde later dat deze wel waren uitgerust met 4 wheel drive. Boven aangekomen hebben we de in en uitgangsstempel voor Lesotho gehaald en naar beneden gewandeld. Na deze wandeling van ongeveer 8km voelde Ide zijn kuiten en Sabine haar billen.

Onderweg naar noordelijk Drakensbergen reed Sabine even wat harder over een verkeersdrempel heen waardoor er een achterlicht van de wagen afkukelde. Jammer genoeg werd dit pas 25 km later door Ide geconstateerd. De auto-sloop in Pietermaritzburg bleek gewillig en onze onderhandelingsskills zijn gestegen tot een nog hoger niveau.

In noordelijk Drakensbergen aangekomen hebben we een prachtige backpackerslodge gevonden waar een dame ons erg enthousiast uitleg gaf over twee tours, een naar Lesotho en een naar de Tugela falls, de een na hoogste waterval in de wereld. De tours waren behoorlijk aan de prijs, maar enthousiast geworden schreven we ons tweeen direct in voor beiden. Diezelfde avond bedachten we Lesotho al gezien hadden en het ‘echte’ Afrika wat ze ermee promoten nog wel te zien krijgen en schreven we ons voor die tour uit. De volgende dag maakten we een wandeling door dit prachtige gebied, tikten ergens een wandelkaart op de kop en schreven ons uit voor de tweede tour. Dit kunnen we zelf ook wel, hoewel ze vertelde dat dit erg gevaarlijk was. Deze mening werd echter niet door een local gedeeld. Dit voorval leidde wel tot enige onvrede bij de eigenaresse vanwege de misgelopen zaken.

De hike van in totaal 8 uur naar de top van de Tugela falls op 2987 meter liep via een touwladder en uitzichten waren werkelijk fantastisch. Boven aangekomen ontmoetten we de groep van de lodge, (die later waren gestart en in de mist omhoog waren gelopen) en een guide die voor iemand die op de top bleef slapen een backpack omhoog tilde. Met hem zijn we druk kletsend over bergen, apartheid, bierbrouwen, inheems medicijnkunde, vrouwen etc naar beneden gelopen. Op de terugweg naar het dorp aan de voet van de berg hebben we hem nog een lift gegeven met onze auto en halverwege moesten we nog een klein stukje (200m) voor hem omrijden vanwege zijn tas die nog bij een lodge lag. Normaal gesproken is zo’n voorval het vermelden niet waard, echter deze zelfde 200m kwamen we net te kort om een tankstation te halen.. De benzinemeter stond al even in het rood, maar omdat Ide deze net had afgesteld omdat hij het niet goed deed, was nog niet helemaal duidelijk tot hoever er nu mee gereden kon worden. We stranden in een nogal slechte buurt dus snel uit de auto en de reserve can van 5 liter erin. Helaas bleek dit voor Baie vergelijkbaar als weinig drinken door een heeeel lang rietje en kregen we de auto niet meer gestart. Gelukkig bleek Ide nog in staat te duwen na de hike en nadat we de auto hadden afgetankt, nog twee keer gestrand waren vanwege lucht in het systeem, welke we samen hebben ontlucht zijn we via een pizzatent naar de lodge gereden zonder problemen.

We zijn nu zuidelijk van het mooiste deel van de panorama-route die we morgen gaan bekijken. Daarna staat Botswana op de planning en niet Mozambique vanwege een cycloon die daar een brug heeft weggeslagen. Misschien is deze wel herbouwd tegen de tijd dat we daar zijn…. Optimisten =)